Quakers (Vrienden) en slavernij

Het is bijna onontkoombaar om over de afschaffingsbeweging van de slavernij (Abolition movement) te spreken en voorbij te gaan aan de rol die Quakers daarin hadden. Het was de eerste grootschalige nationale campagne in Engeland die aan één doel was gewijd en die de afschaffing van de slavenhandel in 1807 tot gevolg had. Maar dat gold niet voor de Britse koloniën en voor het houden van slaven.

Het Quakergetuigenis tegen slavernij en slavenhandel vindt zijn oorsprong in de waarschuwingsbrief uit 1657 van George Fox (Grondlegger van de Quakers, 1649) daarin schreef hij dat Quakers die slaven bezaten barmhartig moesten zijn. Bij zijn bezoek aan Barbados in 1671 werd hij werkelijk geconfronteerd met de slavernij dat leidde tot de publicatie: ‘Gospel Family Order.’ (1676)
‘… En dus bedenk nu om ze niet te kleineren,… de gelen en de zwarten, Christus stierf voor allen, evenals voor jullie die blanken worden genoemd;... wandel in liefde, en beantwoord dat van God in hun hart, we zijn allemaal van één bloed en geschapen naar één beeld, om samen de aarde te bewonen…’

Vanaf 1750 hadden Amerikaanse Quakers die tegen de slavernij waren de Britse Quakers (die zich in 1727 al uitgesproken hadden tegen de slavenhandel) opgeroepen om in actie te komen. Dit leidde in 1783 uiteindelijk tot een petitie aan het parlement van de London Yearly Meeting, ondertekend door de 273 aanwezige Vrienden, en de instelling van een lobbygroep.

In 1785 werd de Society for de Abolition of the Slave Trade opgericht. 9 van de 12 oprichters waren Quakers. Samenwerking met anderen was noodzakelijk om werkelijk invloed op wetgeving uit te oefenen. Binnen andere kerken waren wel individuen en groepjes actief geweest om te ageren tegen slavernij, alleen kregen zij weinig gehoor binnen hun eigen gemeenschap.

Ook in Quakerkringen wordt vaak over het hoofd gezien dat het generaties heeft geduurd voor er eenstemmigheid werd bereikt over concreet publiek optreden over dit onderwerp, ondanks de gedeelde principiële uitgangspunten van gelijkwaardigheid van mensen.  

In Amerika was al veel eerder voor de afschaffing van slavenhandel gepleit. Het eerste grote en openlijk protest was in Germantown Pennsylvania (1688). Het kwam toen niet direct tot een zichtbaar vervolg, maar indirect leidde dergelijke protesten wel tot verandering. Eerst in kleine gemeenschappen maar later ook tot slavenbevrijding op grotere schaal. De Vrienden speelden daarin altijd een belangrijke rol. Denk bijvoorbeeld aan de z.g. Ondergrondse Spoorlijn die gedurende de 2e helft 18e eeuw tot het einde van de burgeroorlog slaven uit de zuidelijke staten hielp vluchten naar staten in het noorden en Canada waar ze vrij waren. Op deze vluchtroute bestaande uit vele onderduikadressen werd samengewerkt met o.a. de (zwarte) African Methodist Episcopal Church.

Dat Quakers zo duidelijk stelling namen, was een direct gevolg van hun wortels als protestbeweging tegen de houding en positie van de gevestigde (Anglicaanse) kerk. Het evangelie in praktijk brengen specifiek waar het gaat om menselijkheid, naastenliefde en geweldloosheid zoals door Jezus is voorgeleefd, leidde tot getuigenissen die in het dagelijkse leven tot uiting diende te komen. Tot vandaag de dag zijn de uitspraken van George Fox zoals: “Let Your live speak (Preach)” en “what canst thou say” voor de Vrienden leidend. Deze uitspraken zijn bepalend voor de houding van de individuele Vrienden tegenover bijbel, theologie en kerk.

Je verschuilt je niet achter de profeten, apostelen, een priester of voorganger en ook niet achter de leer van een kerk. Quakers leven in wat wel genoemd wordt de voortgaande openbaring. Zij proberen de verbinding met “dat van God” in hun leven en spreken ook tastbaar en zichtbaar te maken. De praktijk dat de ene mens niet over de andere heerst bepaalt binnen de gemeenschap ook de wijze van besluitvorming. Er wordt nooit gestemd over een besluit, iedereen moet erin toestemmen (consentprincipe). Mede daardoor heeft het nog lang geduurd voor de landelijke vergadering in Engeland tot concrete actie en politieke lobby tegen de slavernij besloot, wat uiteindelijk de aanzet gaf tot een wereldwijd verbod.

De Nederlandse Quakers hebben geen opvallende rol gespeeld in de afschaffing van slavenhandel en slavernij. Zij zijn in Nederland altijd een kleine onopvallende groep geweest.

De geschiedenis van de Nederlandse antislavernijbeweging begint in 1840 met het bezoek van de Engelse Quaker Elizabeth Fry. Zij kwam hier om te pleiten voor hervormingen van het gevangeniswezen en over de afschaffing van de slavernij. Zij logeerde bij Vrienden en hun connecties (o.a. Da Costa en Groen van Prinsterer) en viel op door vrijuit in het openbaar te spreken over geloof en maatschappijhervorming. Het waren, destijds zeker in orthodoxe protestantse kringen, onderwerpen die aan de mannen toebedeeld waren. Mede door haar komst ontstonden in allerlei steden clubjes van z.g. slavenvrienden samengesteld uit mensen met uiteenlopende achtergronden. In Rotterdam werd een ‘Ladies Antislavery Committee’ opgericht. Zij schreven in 1842 een petitie aan koning Willem II die door 130 vrouwen werd ondertekend.

Na de afschaffing van de slavernij richten de Quakers in Amerika zich op scholing van ex-slaven en hun kinderen. Op zeker moment waren er bijna 400 scholen specifiek voor dat doel opgericht. Ook in de burgerrechtenbeweging werd en wordt nog steeds actief meegewerkt en meegestreden.

Later in de 20e eeuw maakten Quakers deel uit van een groeiend bewustzijn van andere vormen van slavernij. Halverwege de 80er jaren werd de Anti Slavery International opgericht (ASI) 3 van de 5 voorzitters waren Quakers en meetinghouses worden vaak gebruikt voor openbare bijeenkomsten over hedendaagse slavernij. Quakers zijn mede financier.

In 2000 werd Free the Slaves in de VS mede opgericht door Vriend Kevin Bales.

Het aantal moderne slaven wordt wereldwijd geschat op meer dan 40 miljoen (2016) waarvan in Nederland minstens 30.000 (2018). De aantallen nemen toe.

Er is nog steeds veel werk te verzetten.

https://www.quaker.org.uk/modern-slavery-statement


(Bijlage JdW 11-2020)

Moderne Slavernij:

Een tot slaaf gemaakt persoon is iemand die (definitie ASI):

  • Gedwongen om te werken door mentale of fysieke bedreiging;
  • Gecontroleerd door een "werkgever", onder de dreiging van een vorm van straf;
  • Ontmenselijkt, behandeld als handelswaar of gekocht en verkocht als "eigendom";
  • Fysiek beperkt, of er zijn beperkingen gesteld aan zijn / haar bewegingsvrijheid.

ASI en Free the Slaves voeren campagne over kwesties die voortvloeien uit de vier criteria. Ze voeren niet rechtstreeks campagne voor de daarmee samenhangende kwesties van armoede, discriminatie en uitbuiting: hun focus ligt op de slavernij zelf.

De belangrijkste aandachtspunten zijn:

  • Slavernij door afkomst, die nog steeds bestaat voor een paar etnische groepen of kasten in sommige delen van West-Afrika en India.
  • Mensenhandel voor seksuele uitbuiting, meestal als gevolg van misleiding en valse beloftes.
  • Mensenhandel voor werk in industriële-, landbouw- en visserijsectoren vaak op grote afstand en in een afgesloten/geïsoleerde omgeving.
  • Dwangarbeid, waarbij mensen werken om schulden te betalen die normaal niet kunnen worden afgelost, en die kunnen worden doorgegeven aan hun kinderen.
  • Huishoudelijk personeel, meestal vrouwen, vaak al begonnen in hun kindertijd. Naast afschuwelijke werktijden ook allerlei vormen van misbruik waaraan de werknemer niet kan ontsnappen. In het buitenland wordt het paspoort afgenomen waardoor men gevangen zit.
  • Rituele slavernij (trokosi in West-Afrika, devadasi in India). Het slachtoffer wordt onder de hoede van een religieus persoon of instelling gebracht die ze uitbuiten om voor een ​​zonde te boeten of door religieuze of sociale diensten te vervullen.
  • Kindsoldaten die in militaire dienst worden gedwongen door gevangenneming of als oorlogswees.
  • Kinderen uit Azië die als kameeljockeys naar de Golfstaten worden gesmokkeld.
  • Sumangali, een vorm van kinderarbeid in de textielindustrie waarbij Jonge meisjes een overeenkomst sluiten intern te wonen en hun loon uit te stellen in ruil voor een bedrag voor hun bruidsschat, dat verloren gaat als ze op staande voet worden ontslagen voordat de “contractperiode” is verstreken.
  • Bedelende kinderen onder de leiding en afhankelijkheid van personen of organisaties.
  • Werk in de gevangenis, hetzij als krijgsgevangenen, hetzij als onderdeel van ‘corrigerende maatregelen’ van geïndustrialiseerde regimes.
  • Gedwongen huwelijk, meestal gesloten als vrouwen te jong zijn om daar toestemming voor te geven.